donderdag 25 december 2008

Taalkeuze: een ‘tipping game’

David D. Laitin (1993) kadert de individuele taalkeuzes van personen in zijn artikel ‘The Game Theory of Language Regimes’. Deze ‘game theory’ heeft zijn origine in de wiskunde en bestudeert de manier waarop beslissingen worden genomen tussen verschillende individuele ‘spelers’. Aan de hand hiervan doet Laitin in zijn artikel een poging om taalkeuze te kwantificeren en rationaliseren. Laat ik zijn theorie proberen kort te verduidelijken aan de hand van een allegorie. In Laitin’s case study, de taalkeuze van Ghanezen, zet hij in onderstaande grafiek een blind date op tussen Wiskunde en Inheemse Taal. Maar er is een derde wiel aan de wagen; Engels. Wiskunde, zo is zijn aard, zal in zijn keuze voor een partner de kwaliteiten van beide kandidates afwegen. Hij weet hierbij dat in zijn land alle andere Wiskundes trouwen met een Engelse (situeer dit op de grafiek in de buurt van 100%E op de horizontale as). Het eerste wat hij doet is berekenen welke bruid hem de meeste ‘economic returns’ kan opleveren. [Dit argument valt ook terug te vinden in een voorafgaande blog van mijn collega.] In Ghana willen de (overheids)bedrijven vooral Engels aannemen, Inheemse Taal zal niet zo snel aan werk komen. Hij denkt ook aan zijn status binnen de gemeenschap. Zijn vrienden en buren zouden niet vreemd kijken als hij met Engels zou trouwen, maar dan moet hij wel Inheemse Taal als maîtresse aanhouden. Zij zouden het zelf namelijk ook graag zo hebben. Tenslotte beredeneert hij dat door te trouwen met Engels hij de mogelijkheid heeft om zich in te werken binnen haar familie en streek, die een hoger status hebben. Hij mag Inheemse Taal nog zo graag zien, zij zal niet diegene zijn die aan het altaar staat. In zijn vrije tijd zal hij haar wel blijven bezoeken.


Vervang in bovenstaand verhaal ‘Wiskunde’ door ‘individu’ of ‘Ghanees’, ‘bruid’ door ‘keuzetaal’ enzovoort. Nu is duidelijk waarom Wiskunde in deze context voor Engels zou kiezen. De situatie verandert echter op punt k, dit is het ‘tipping point’. Laitin verklaart dat dit het punt is waarop 70% van alle andere Wiskundes Inheemse Taal als bruid kiezen. Onze Wiskunde zal zijn beslissing hierdoor laten beïnvloeden. De voordelen die Engels bood worden hierdoor kleiner. Dit geeft Wiskunde de mogelijkheid om zijn hart te volgen. Hij kiest vanaf dit punt sneller voor zijn echte liefde, Inheemse Taal. Voorgaande situatie is in Ghana echter nog niet aan de orde, het overgrote deel van de Ghanezen verkiest nog steeds om zijn kind naar een Engelstalige school te sturen.

Wiskunde was hier onze Elckerlijc; elke wereldburger maakt dezelfde rationele afwegingen als hij. In onze ‘partnerkeuze’ zullen ook wij eerst kijken naar materiële welvaart en schoonheid, maar uiteindelijk overwinnen de niet rationeel verklaarbare motieven. Het belang van traditie en geschiedenis is hierbij groot. Laitin bood ons een mooi theoretisch model, van toepassing op micro-niveau, en gaf ook een aantal gegronde kanttekeningen. Hoewel zijn artikel al enkele jaren oud is blijven zijn stellingen gelden. Ook extrapoleert hij de situatie in Ghana naar mondiaal niveau. Laitin voorspelt dat ‘politieke units’ de regionale talen zullen voorbehouden voor basiseducatie, locale administratie en het culturele leven. De burgers van deze ‘units’ zullen wel sterk gestimuleerd zijn om een globale taal, die gehanteerd wordt in verdere educatie en internationale handel, te leren.

Kunnen we dan stellen dat er op macro-niveau wat betreft tweede taalkeuze een verband bestaat tussen kolonisatie en globalisatie? Geeraerts, een gerenommeerd cognitief taalkundige, haalt aan dat kolonisten vaak hun taal, de superstraattaal of de ‘prestigieuze taal’, oplegden aan hun veroverde volk. Hierdoor werd de lokale substraattaal beïnvloed of in ongebruik gebracht. Hij verklaart dat deze wisselwerking tussen moedertaal en een tweede taal mogelijk is wanneer “beide talen in hetzelfde gebied aanwezig zijn en waarbij een van de betrokken talen de taal is van een dominante politieke of sociale elite” (Geeraerts, 2004, p. 137). In onze geglobalizeerde werkelijkheid wordt het Engels als meest invloedrijke taal aangestipt. Dit gaat hand in hand met de politieke en economische dominantie van de VSA (Munat, 2005). Het Engels mag dan in vele landen geen officiële taal zijn, maar op het internationaal platform is het wel met zekerheid wat Munat de ‘vehicular language’ noemt. Het is de taal van de globale handel, politiek en popcultuur (Munat, 2005). Dit zijn voor individuen sterke stimuli om deze taal te leren. We bemerken dus heden een afgezwakte vorm van taalimperialisme dat vooral, maar niet uitsluitend, ondersteund wordt door postkoloniale en neokoloniale praktijken.

Het Engels is in Ghana veel meer dan wat Munat (2005) een ‘vehicular language’ noemt, het vindt zijn weg in verschillende domeinen. Het monopoliseert het school- en werkveld. In het familiale domein heeft zij nog steeds een kleinere invloed dan inheemse taal. In Ghana kan men dus spreken van een superstraatinvloed van het Engels. Toch verdwijnen de lokale talen niet; de traditionele cultuur gaat Engels haar totale hegemonie tegen. Deze cultuur heeft een kleine rationele waarde, maar deze is omgekeerd evenredig aan zijn gevoelsmatige waarde. De ‘globale taal’ lijkt dus voorbehouden voor het publieke sfeer, terwijl de traditionele taal eerder thuishoort in het persoonlijke sfeer. Dus zolang men niet moet kiezen, zal men niets verliezen. Want wie zegt er dat we X moeten dumpen om met Y te trouwen? Polygamie is toegestaan. Maar wel alleen op linguïstisch vlak.


Geconsulteerde werken

Laitin, D. (1993). The Game Theory of Language Regimes. International Political Science Review / Revue internationale de science politique, 14 ( 3), 227-239.

Geeraerts, D. (2004). Algemene Taalkunde II. KuLeuven. Niet gepubliceerd.

Munat, J. (2005). English as a Vehicular Language: a Case of Globalization or Linguistic Imperialism. Geraadpleegd op 2 december 2008 op http://www.stm.unipi.it/programmasocrates/cliohnet/books/language2/11_Munat.pdf


Geen opmerkingen: