donderdag 25 december 2008

Een eentalige wereld: utopie of dystopie?

Het artikel “De toekomst van taal; één taal, veel vormen” uit MO magazine bespreekt dat de talenpoel waaruit de bewoners van de geglobaliseerde wereld putten, net als de afstand tussen hen, kleiner wordt. Wetenschappers “vrezen dat deze eeuw 80 procent van de ongeveer 6500 talen in de wereld zullen […] verdwijnen” (MO, 2006, geen pagina, mijn markering). Unesco ziet hiervoor een aantal oorzaken. Deze kunnen samengevat worden als het verminderd gebruik, het gebruik in minder domeinen en het gebrek aan overdracht naar de volgende generatie. De oorzaken hiervan kunnen extern (bv. kolonisatie) en interen (bv. negatieve houding t.o.v. eigen taal) zijn. Een voorbeeld dat binnen dit proces kan gekaderd worden is dat van het Engels in Ghana. Daar worden de traditionele talen eerder in de persoonlijke sfeer gehanteerd, terwijl op het school en werkfront Engels de gangbare taal is. Dit zou het begin kunnen zijn van het uitsterven van traditionele Ghanese talen. Unesco uit voor zulke situaties haar bezorgdheid in haar Intangible Heritage programma. Zij stelt dat taal deel uitmaakt van het cultureel patrimonium en moet beschermd worden. Ook MO (2006) stelt dat taal deel uitmaakt van de persoonlijke identiteit en culturele bagage. Zoals eerder besproken blijken dit belangrijke persoonlijke argumenten om een kleine, pragmatisch gezien onbelangrijke taal te blijven hanteren. Hjarvard (2004) verklaart ook dat de politieke strijd voor erkenning van lokale en regionale talen (bv. het baskisch) deel uitmaakt van een groter streven naar culturele identiteit en erkenning. Dit strijden is tegen de ‘hegemonie’ van de ‘meerderheidsculturen van de natie-staat’. Laitin stemt in met volgende stelling: “Nationalism vs. globalization –these counter-pressures are seen most starkly in issues concerning language” (Laitin, 1993, p.228). Toch blijft de beeldvorming rond het verdwijnen van talen is zeer semantisch gekleurd. Jacquemet (2005) bemerkt deze trend ook in linguistische studies. Daar wordt gesproken van ‘linguïstisch imperialisme’, ‘bedreigde talen’ en ‘taaldood’.


Toch kan het verminderen van talen ook voordelen bieden. Munat (2005) legt uit dat ‘vanuit pragmatisch perspectief’ het gebruik van een globale taal migratie en internationale handel kan vergemakkelijken en zelfs begrip tussen verschillende volkeren kan creeëren. Ook Jacquemet (2005) ziet voordelen in van de globale fenomenen op linguïstisch vlak. Hij pleit ervoor om de huidige tendensen niet te beschouwen als ‘linguïstische catastrofen’. Jacquemet stipt het mixen van talen, hybridizering en creolizering als positieve gevolgen aan. Inderdaad, ook MO (2006) voorspelt dat er meerdere varianten van het Engels zullen ontstaan. Deze zullen “niet beperkt zijn tot een andere uitspraak, maar […] zich ook baseren op regionale identiteiten en op diverse waardesystemen die erin uitgedrukt moeten worden” (MO, 2006, geen pagina). Joseph Lo Bianco (2005) legt uit dat Engels meer is dan de taal van de Britten en Amerikanen. Het is een multiculturele taal die gebruikt wordt om verschillende ervaringen in verschillende gemeenschappen te beschrijven, over te brengen en uit te drukken. Daarom heeft het een gamma aan accenten, dialecten en een groeiend aantal diverse nationale standaard varieteiten (Lo Bianco in Jones & Bradwell,2007, p.42). Chinua Achebe verhaalt in zijn roman “Things fall apart” hetvolgende: “[…] I feel that English will be able to carry the weight of my African experience. But it will have to be a new English, still in full communion with its ancestral home but altered to suit its new African surroundings” (Achebe, 1996, p.65).


MO (2006) ziet de toekomst meertalig. Naast de ‘lokale werk- en omgangstaal’ zouden alle individuen nog één of meerdere talen moeten beheersen. Of Chinglish, Hinglish, Spanglish, Franglais, Global English enzovoort hier ook onder vallen blijft de vraag. Wel is zeker dat het Engels in stroomversnelling veranderingen ondergaat die elke taalpurist nachtmerries bezorgen.


Geconsulteerde werken


(td) (2006) De Toekomst van taal. MO Magazine. Geraadpleegd op 2 december 2008 op http://www.mo.be/index.php?id=62&no_cache=0&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=17042


Chinua, A. (1996). Things fall apart. Oxford: Heinemann.


Hjarvard, S. (2004). The Globalization of Language. How the Media Contribute to the Spread of English and the Emergence of Medialects. Nordicom Review (1-2), 75- 97


Jacquemet, M. (2005). Transidiomatic practices: Language and power in the age of globalization, Language & Communication (25), pp. 257-277.


Jones, S. & Bradwell, P. (2007). As You Like it. Catching up in an age of Global English. Geraadpleegd op 2 december 2008 op http://www.demos.co.uk/publications/asyoulikeitpamphlet


Laitin, D. (1993). The Game Theory of Language Regimes. International Political Science Review / Revue internationale de science politique, 14 ( 3), 227-239.

Munat, J. (2005). English as a Vehicular Language: a Case of Globalization or Linguistic Imperialism. Geraadpleegd op 2 december 2008 op http://www.stm.unipi.it/programmasocrates/cliohnet/books/language2/11_Munat.pdf


2 opmerkingen:

bart zei

Commentaar op het bericht: ‘Een eentalige wereld: utopie of dystopie?



In het bericht ‘Een eentalige wereld: utopie of dystopie?’ vertrekt de auteur vanuit de correcte stelling dat meer en meer talen dreigen te verdwijnen. De oorzaken die de Unesco opsomt, die allen onder de noemer ‘dalend gebruik’ kunnen worden geplaatst, moet men echter veeleer als symptomen aanduiden en niet als oorzaken. De belangrijkste oorzaak voor het verdwijnen van talen is de opslorping van één taal in een andere. In de taalwetenschap spreekt men in dit geval van het dominantieprincipe of glottofagie. Een voorbeeld van dit principe dicht bij huis is het Frans-Vlaams dat in Frankrijk nog slechts door een kleine minderheid in afnemende mate wordt gesproken. De factoren die opgenoemd worden zijn bovendien niet extern én intern maar louter extern. Het gaat immers om politieke (kolonisatie), sociale of culturele (negatieve houding ten opzichte van eigen taal) factoren en die zijn extern in de zin dat ze niet eigen zijn aan de desbetreffende talen zelf. Het voorbeeld van Ghana past in die context. De Swaan merkt dan ook terecht op dat men beter van language abandonment zou spreken in plaats van language death. *(1)

Unesco merkt op dat de traditionele talen, zoals in Ghana, deel uitmaken van het patrimonium en bijgevolg dienen te worden beschermd. Het discours dat de Unesco hanteert ter bevordering van dit objectief doet echter vragen rijzen. De benadering van het concept ‘taal’ wordt immers in een verkeerde context geplaatst. Opnieuw De Swaan stelt dat het beschermen van bedreigde talen niet vergeleken kan worden met het beschermen van bijvoorbeeld dier -en plantensoorten. In het laatste geval daarentegen volstaat het dat het behoud van de habitat wordt verzekerd. Als men talen wil beschermen is er een andere benadering noodzakelijk. Taal is immers een product van de mens dat slechts leefbaar blijft als ze effectief wordt gebruikt door mensen. Indien de taal niet meer wordt gesproken door meerdere individuen kan het talige patrimonium enkel blijven bestaan door schriftelijke optekening, zo stelt De Swaan.*(2)

De oplossingen die Unesco aanbiedt wijzen op een wijdverspreide paradox binnen de grote taaldiscussie. Terecht beklemtoont men het feit dat taal uitmaakt van de culturele en sociale realiteit. Indien een taal echter wordt bedreigd door de veranderingen in die realiteit pleegt men de taal als een essentieel, statisch object te benaderen dat in de sociale realiteit kan worden ingeplant. De paradox bestaat er dus in dat als men taal als een natuurlijk organisme benadert, men klaarblijkelijk die taal moet terugbrengen naar een onbestaande preculturele fase of een mythische essentiële vorm.*(3)
In het verlengde van die paradox laat men zich maar al te vaak leiden door de misvatting al zou taal wonderen kunnen verrichten en als medium ingezet kan worden om ongelijkheid tegen te gaan. Ik geef twee voorbeelden. Talen, zo zei de Directeur Generaal van Unesco dit jaar, ‘constitute a strategic factor of progress towards sustainable development and a harmonious relationship between the global and the local context.’ *(4) Artikel 1 van de Asmara Declaratie voor Afrikaanse Talen luidt als volgt: ‘African languages must take on the duty, the responsibility, and the challenge of speaking for the continent’ *(5) De ideologische inslag van beide citaten bewijst mijns inziens dat taal altijd, zoals al werd vermeld, verbonden is met, en een product is van de socio-politieke realiteit. Taal heeft geen plicht of verantwoordelijkheid maar is een menselijk product dat per definitie onderscheid creëert.

Als er hoop bestaat dat taal de socio-politieke realiteit kan omgooien bestaat logischerwijze ook de vrees dat één taal, in casu het Engels, die realiteit op imperialistische wijze kan domineren. De uitbreiding van het Engels is weliswaar een gevolg van de sociale werkelijkheid maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Latijn in het verleden wordt ze niet artificieel opgelegd. Het Engels is het medium bij uitstek om aan een groeiend verlangen om te communiceren over de grenzen heen tegemoet te komen. Dat die verspreiding van het Engels in de koloniale periode ontstond zegt weinig over de huidige groeiende verspreiding ervan. Taal is echter meer dan een communicatiemiddel om informatie uit te wisselen, het conditioneert eveneens ons handelen en denken en bepaalt dus mee onze identiteit. Enkele jaren geleden werd goesting tot mooiste van Vlaanderen verkozen hoewel het woord niet eens tot de standaardtaal behoort. Het woord bezit echter een grote symbolische waarde. Het behoort tot een bepaald register en draagt bij tot het onderscheid tussen het Vlaams en andere talen. Om die redenen wordt het woord sterk gewaardeerd.

Als gevolg van de globalisering is de communicatie tussen mensen op mondiaal vlak enorm toegenomen. Deze evolutie heeft als gevolg dat men ook steeds meer met de mogelijkheden en beperkingen van het medium taal wordt geconfronteerd. Bijgevolg wordt er vaak emotioneel omgesprongen met het natuurlijke gegeven ‘taal’ waardoor voorbij wordt gegaan aan een aantal eigenschappen eigen aan het medium. Een minder eenzijdige kijk op taal is noodzakelijk wil men het verband tussen globalisering en taal beter begrijpen.

*(1) Abram De Swaan, ‘Endangered languages, sociolinguistics, and linguistic sentimentalism.’ (in: European review, 12, 4, 2004, pp. 567-580)

*(2) ibidem

*(3) Philip Seargeant, ‘Language, ideology and "English within a globalized context.’ (in: World Englishes, 27, 2, 2008, pp. 217-232)

*(4) Martin Keyman, ‘The state of English as a global language: communicating culture.’ (in: Textual Practice, 18,1, 2004, pp. 1-22)

*(5) Abram De Swaan, ‘Endangered languages, sociolinguistics, and linguistic sentimentalism.’ (in: European review, 12, 4, 2004, pp. 567-580)


Bart Haerens

Tom zei

Reactie op het bericht: 'Een eentalige wereld: utopie of dystopie?'

Er zijn inderdaad veel talen met uitsterven bedreigd. Dit is zeker het geval op globaal niveau, maar ook in ons eigen landje zien we deze problematiek voorkomen. Het ideale voorbeeld hier is Vlaanderen en haar dialecten. Het verkavelingsnederlands had al lang zijn intrede gedaan, maar recent is ook een discussie ontstaan over het verkavelingsvlaams (1). Steeds duidelijker tekenen zich hier de contouren af van een zich stabiliserende tussentaal (soms 'Schoon Vlaams' genoemd). Ze bevat drie soorten ingrediënten: standaardtalige (en daardoor is ze duidelijk herkenbaar als niet-dialect), dia- en regiolectische (waardoor de structurele afstand tot de standaardtaal vrij groot blijft), en nieuwe, typisch tussentalige elementen (voorbeeld: Ik noem Jan De Wilde, Piet is terug ziek). Voorlopig zijn die drie soorten ingrediënten nog met elkaar in conflict. Dat zorgt voor interne diversiteit en voorlopig ook nog voor een zekere instabiliteit, maar tegelijk tekenen zich ook stabiliserings- en uniformiseringstendensen af. Zelf ben ik een West-Vlaming, en ik merk ook dat het West-Vlaams gestaag aan het verdwijnen is. Misschien is het interessant om eens een lokale blik te werpen op deze problematiek, zodoende ons Belgen hier meer voeling mee te geven.

Ook ik zie, net als unesco, een streektaal als bepaling voor de persoonlijke identiteit. Taal maakt inderdaad een deel uit van het cultureel patrimonium, en mag wat mij betreft gerust beschermd worden. Als West-Vlaming merk ik dat er heel wat West-Vlaamse woorden (2) niet meer tot mijn woordenschat behoren. Vreemd genoeg merken we in Nederland wel dat de dialecten van Noord (invloeden van Engels) en Zuid (invloeden van Frans) steeds grotere verschillen tonen. Enkele tientallen jaren geleden was de tegenstelling dialect-algemeen (toen nog beschaafd) Nederlands geënt op een sociaal onderscheid (3): wie streektaal sprak was minder ontwikkeld en "armer", wie algemeen Nederlands sprak was beter ontwikkeld omdat hij hiertoe de mogelijkheid had. De subjectieve inkleuring van dialect-algemene taal is nu wel veranderd. Het dialect gebruiken betekent zich afzetten tegen het Nederlands dat gelijk staat aan Vlaams identiteitsbesef. Het in het dialect gezongen lied was een teken van vooruitstrevend zijn, het moest dan ook zo onbegrijpelijk mogelijk zijn. het in het Nederlands gezongen lied kwam aftands, meer nog oubollig over. Terzelfdertijd vonden de ouders dat ze met hun kinderen een soort algemeen Nederlands moesten spreken, omdat hun telgen zouden voortstuderen en dat het Nederlands de taal van de betere kans was. Maar zij spraken een soort verarmd Nederlands, de tussentaal werd aan de kinderen doorgegeven.
Omdat in sommige kringen het dialect werd verbannen, verschraalde de woordenschat.

Hier zijn we dan ook bij een oorzaak gekomen die aangehaald werd door onder andere Munat: gebrek aan overdracht naar de volgende generatie. Persoonlijk denk ik dat de grotere mobiliteit (studeren in Gent,…) en de opkomst van de media die het algemeen Nederlands hanteert er ook voor gezorgd hebben dat streektalen verdwijnen. Dit om aan te tonen dat het verdwijnen van talen effectief een actueel probleem is. Ik zal het aangehaalde voordeel niet ontkennen dat migratie en internationale handel zullen vergemakkelijken eens de taalbarrière verdwenen zou zijn. Ik heb echter wel moeite om te geloven dat er een groter begrip tussen volkeren zou gecreëerd kunnen worden. Om de discussie niet te veel op politiek niveau te plaatsen wil ik mijn standpunt duidelijk maken met een eenvoudig voorbeeld. Eskimo’s hebben tientallen termen voor ‘sneeuw’, terwijl in het Engels slechts een klein aantal termen bestaan. Het lijkt me nogal moeilijk om dat snel eventjes te mixen. Het lijkt me dan ook nogal onwaarschijnlijk dat er verschillende varianten van het Engels zullen ontstaan die zullen tegemoet komen aan regionale identiteiten en waardesystemen. Dit is echter mijn persoonlijke mening en zal de toekomst uiteraard moeten uitwijzen.

Tom De Ketelaere

(1) http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelid=J41EGT8E

(2) http://www.mijnwoordenboek.nl/regio/westvlaams

(3) http://www.ovv.be/page.php?ID=1194