***Elke hyperlink zal met een asterisk worden aangeduid, omdat door onduidelijke redenenen niet elke link in het blauw aangeduid blijkt***
Het besproken artikel* is van de hand van Dr. Alica Pousada, professor taalkunde aan het departement Engels van het College of Humanities, dat deel uitmaakt van de Universiteit van Puerto Rico in Rio Piedras. Net zoals de grote meerderheid van haar oudere publicaties gaat ook dit artikel over taalpolitiek, taalplanning, tweetaligheid, de belangrijkste thema’s uit het curriculum van Pousada. Het artikel is getiteld ‘The mandatory use of English in the federal court of Puerto Rico’ en vormt eigenlijk een perfecte samenvatting van de taalpolitiek die de VS in Puerto Rico voert sinds het verdwijnen van de laatste Spaanse kolonisten in 1898, het jaar waarin de eens zo machtige Spaanse kolonisator zijn laatste Amerikaanse kolonies verloor. Het was de jonge Amerikaanse democratie die stond te popelen om de nieuwe grootmacht in de regio te worden en er wat graag een kolonie bij wou. Op die manier viel Puerto Rico in Amerikaanse handen, bezegeld in het Verdrag van Parijs.
In 1900 werd op basis van de Foraker Act* het U.S. District Court opgericht, een rechtbank met Amerikaanse (en uitsluitend Engelstalige) rechters, die bovendien volledig gefinancierd moest worden met geld uit de Puertoricaanse schatkist. 17 jaar later, in de Jones Act*, wordt vastgelegd dat alle Puertoricanen het Amerikaans staatsburgerschap krijgen en mogen stemmen voor de lokale raad van afgevaardigden, terwijl ze nog steeds geen eigen gouverneur mogen verkiezen en geen stemrecht krijgen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Na jaren van protest slagen de Puertoricanen erin meer rechten af te dwingen: in 1952 krijgen ze de kans een eigen grondwet op te stellen en zo ontstaat de Constitución del Estado Libre Asociado de Puerto Rico, of de Constitution of the Commonwealth of Puerto Rico. Dit alles nog steeds onder het alziend oog van het Federal District Court, dat vanaf dan voor het eerst voorgezeten wordt door een Puertoricaan. De voertaal blijft echter wel Engels.
Net hier knelt het schoentje, want op een eiland waar deze dagen 93% van de bevolking zich sterk maakt dat het haar Spaanse moedertaal niet zou opgeven, ook niet wanneer Engels de enige officiële taal zou worden en waar 91% zich Puertoricaan voelt, en pas in de tweede plaats Amerikaan, net daar houdt de Amerikaanse staat haar been nog steeds onbeweeglijk stijf en wil het niet weten van een Spaanstalig rechtsapparaat. Spreken de Puertoricanen na meer dan een eeuw Engelse overheersing nog steeds geen Engels? Slechts 17,6% van de bevolking ouder dan 18 spreekt behoorlijk Engels, vooral dan de hogere bevolkingsklassen. Maar praktisch overal is het Spaans de taal van de alledaagse communicatie. Haar positie wordt goed samengevat in een boutade van Barreto*: “Spanish speaks to Puerto Rico’s heart, while English speaks to its wallet.”. Het Engels dient bijna uitsluitend economische belangen. Door deze semantische beperking van het Puertoricaanse Engels ondervindt het Spaans relatief weinig invloed. In San Juan, de hoofdstad, zijn ongeveer 7 gebruikte woorden op 100 anglicismen, een verbazingwekkend laag aantal na meer dan 100 jaar politieke, economische, en juridische overheersing van het Engels.
Dit alles stelt de (taal)imperialistische houding van Amerika ernstig in vraag. Het vasthouden aan het Engels in de Puertoricaanse rechtbanken wordt door de inwoners van het eiland zelf gezien als een aanval op hun Puertoricaanse identiteit, en ook de volgende argumenten, samengevat door Pousada, bepleiten een grondige verandering: de rechters zouden allen Puertoricaans moeten zijn, zodat ze dichter bij de linguïstische en culturele realiteit van de eilandbewoners staan; door de taalbarrière kan niet heel het land vertegenwoordigd worden in de volksjury’s, wat indruist tegen de eigen grondwet; door het getolk en vertaal lopen de rechtszaken tot 40 à 50% vertraging op, wat vanzelfsprekend extra kosten betekent. Pousada voegt hieraan toe dat het verbod op het gebruik van de moedertaal in strijd is met artikel 1* van het Charter van de Verenigde Naties over discriminatie uit 1945, met artikel 2* van de Universele Verklaring van de Mensenrechten uit 1948 en met artikel 20* uit de Universele Verklaring van de Taalrechten uit 1996.
De argumenten die Pousada aanhaalt, lijken inderdaad erg overtuigend: als het gebruik van het Engels in 1900 nog nuttig was, dan is het vandaag de dag een hinderpaal geworden voor een efficiënt en rechtvaardig functioneren van het Puertoricaanse rechtssysteem, en lijkt het meer op wat Pousada een “reiteration of the soveriegnty of the U.S. Congress over the Commonwealth of Puerto Rico” noemt. Ze haalt in haar conclusie nog eens de drie basisvoorwaarden aan waaraan een aanvaardbare taalpolitiek moet voldoen: ‘functional adequacy’, ‘popular acceptance’ en ‘the enchancement of the democracy, equality, autonomy, […]’, waarbij ze benadrukt dat geen van de drie voorwaarden in het geval Puerto Rico vervuld zijn.
Als laatste moet er in deze context ook eens gekeken worden naar de machtsverhoudingen tussen Amerika en andere landen uit de regio. De rode doorn in het Amerikaanse oog, Cuba, springt uiteraard meteen in het oog. Wat opvalt is dat de CARICOM*-landen, waarin Puerto Rico als observer zetelt, zich quasi unaniem achter Cuba scharen. Op de laatste CARICOM-bijeenkomst, waarop ook Cuba was uitgenodigd, deed CARICOM een oproep* aan Obama om het handelsembargo dat nu al meer dan 40 jaar van kracht is, eindelijk op te heffen. Deze oproep werd bekrachtigd op de laatste grote bijeenkomst* van de Latijns-Amerikaanse landen in Brazilië, waar Cuba officieel werd ingehuldigd als nieuw lid van de Rio groep*.
Het is typerend voor de tendens die we de laatste jaren in heel Latijns-Amerika opmerken: ‘nieuw links’, zoals de nieuwe politieke golf vaak gemakkelijkheidshalve wordt genoemd, distancieert zich telkens meer en meer van de VS, dat gedurende heel de 20ste eeuw van het Spaanstalige deel van het continent zowat zijn achtertuin wou maken, maar nu steeds minder en minder invloed* lijkt te hebben op hun zuidelijke buren.
Of Puerto Rico van dit ‘anti-Amerikaanse’ klimaat kan profiteren is nog maar zeer de vraag. Ondanks de algemene ontstemdheid over het Engels als verplichte taal in het Federal District Court, lijkt het sociale ongenoegen nog niet ver genoeg te dragen om Washington tot daden aan te zetten. Daarenboven lijken de VS niet van plan snel toegevingen te willen doen en worden de potentiële stoorzenders* nauwlettend in het oog gehouden. Voor Pousada en Puerto Rico lijkt het wachten op het juiste moment om deze linguistic anomaly ongedaan te maken en na meer dan een eeuw deze uitspatting van het Amerikaanse imperialisme uit te wissen.
zondag 28 december 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Puerto Rico: de zoektocht naar identitiet versus politieke realiteit
De commentaar op het artikel van Pousada was voor mij zeer interessant omdat ik het laatste semester van mijn Master dit jaar (2008) heb voltooid in Puerto Rico.
Alvorens in te gaan op de taalkwestie wil ik een belangrijke nuance maken op de commentaar van Michiel. Het is namelijk zo dat het artikel uitsluitend handelt over het U.S. Federal District Court te Puerto Rico, wat duidelijk moet onderscheiden worden van alle andere (spaanstalige) rechtbanken op het eiland die het recht van de Commonwealth interpreteren en toepassen. Puerto Ricanen kunnen dus wel degelijk rechtsbedeling krijgen in eigen taal als binnen de jurisdictie van de lokale rechtbanken valt. Dat dit niet het geval is voor de federale rechtbank, vormt m.i. ook een inbreuk op het verbod van gebruik van de moedertaal, maar of het ook een aanval betreft op de identiteit van de eilandbewoners valt m.i. te betwijfelen.
Het begin van mijn uitwisselingsavontuur in Puerto Rico verliep niet al te vlot mits misverstanden omtrent taal. Er was de internationale studenten beloofd dat er Engelstalige vakken gevolgd konden worden, daar het eiland officieel tweetalig is, maar daar aangekomen was er enkel keuze uit spaanstalige vakken. Uiteindelijk werd er één Engelstalig vak gecreëerd “Puerto Rico and the United Nations” om het programma wat lichter te maken en met de bedoeling ons in te wijden in de complexe politieke situatie van het eiland en hierover te discussiëren. Niet onnodig zo bleek snel, we kregen namelijk kop nog staart aan de bizarre mengeling van Amerikaanse en Puerto Ricaans/Caraïbische/Latino invloeden. Enerzijds de Amerikaanse consumptiedrang, winkels, auto’s en liefde voor fastfood, anderzijds een volk dat houdt stevige feestjes met als vaste waarden salsa, rum en reggaeton. Het onderwerp van discussie met de mensen die we daar ontmoeten ging dan ook vaak over hoe ze zich voelden bij de inmenging van de VS. Dit laatste voert ons naar de complexe politieke status van het eiland, die sinds decennia zorgt voor diepe verdeeldheid tussen de bevolking en zelfs aanleiding heeft gegeven tot het plaatsen van tal van bordjes in horeca aangelegenheden met als opschrift “het is verboden over politiek te praten”, mits de gemoederen vaak hoog oplopen.
Puerto Rico telt drie politieke partijen, namelijk de Statehood Party (SP), Status-Quo Party (SQP) en Indepency Party (IP) in de volksmond. Het valt meteen op dat het politieke landschap van Puerto Rico bepaald wordt door de status van het eiland en niet door andere politieke ideologieën. Elke partij heeft zijn eigen agenda, maar uiteindelijk draait het elke keer toch om de status, wat ten koste gaat van het beoefenen van echte politiek, die verandering brengt in het leven van de Puerto Ricanen zoals onderwijs, gezondheidszorg en werkgelenheid. Ook op internationaal vlak en vooral bij de VN heerst er bezorgdheid over de aanslepende situatie van Puerto Rico. Omdat de VS toch enigzins moest laten doorschijnen met de kwestie bezig te zijn, werden vier “plebiscites” gehouden, waarbij de bevolking van het eiland telkens de keuze had uit onafhankelijkheid, commonwealth of statehood of “geen van de bovenstaanden”. Mits er bij de laatste raadpleging heel wat discussie heerste om de definiëring van de termen(vooral over “commonwealth”), was het resultaat als volgt: respectievelijk 2.5%, 0.1% en 46.7%. In de lokale politiek zijn de kiezers bijna fifty-fifty verdeeld tussen de SP en SQP en heeft de IP slechts een miniem aandeel.
Het is hier dat men een paradoxaal beeld krijgt van Puerto Rico: hoewel uit een ander artikel van Pousada (Pousada, 1999) over de taalkwestie blijkt dat Puerto Ricanen leiden aan een “motivated failure to learn english” wat te wijten zou zijn aan het gevoel dat het Engels de landstaal verdringt, wil wel bijna de helft van de bevolking dat het eiland de 51ste staat wordt van de VS! Puerto Ricanen zitten in een voortdurende tweestrijd met het behouden van een eigen identiteit, o.a. op het vlak van taal en hun politieke situatie. Het is vooral om economische belangen dat de meerderheid van Puerto Ricanen niet van de huidige status wil afwijken of pro statehood is. De VS houdt het eiland in een economische wurgreep, daar er grote afhankelijkheid is van massale subsidies en bepaalde handelsovereenkomsten gelden. Onafhankelijkheid als status staat voor veel mensen dan ook gelijk met grote economische terugval en armoede. Het is echter bedenkelijk om de Puerto Ricanen heden te dage te bestempelen als slachtoffers van een “imperialistisch Amerika” daar ze er ook deels zelf voor kiezen.
Na talloze nachten vol rum en verhitte discussies over dit thema, kwamen we in de les (uitsluitend gevolgd door de buitenlandse studenten) tot het besluit dat Puerto Rico zélf iets moet ondernemen om uit zijn politieke impasse te geraken. Het aannemen van enorme subsidies is onrechtsreeks ook het aanvaarden van een inmenging van de VS in de interne zaken. Het “sociaal ongenoegen” zoals Michiel het beschrijft over het verplicht gebruik van de Engelse taal in de Federal District Court is bijgevolg moeilijk hard te maken in de politieke context van het eiland.
Door Marieke Mercelis
Bibliografie
Pousada, S. (1999). The singularly strang story of the English language in Puerto Rico. Milenio, 3, 33-60.
Een reactie posten