dinsdag 30 december 2008

English as a global lingua franca?

Commentaar bij wetenschappelijk artikel Sacre bleu! English as a global lingua franca? Why English is rapidly achieving worldwide status uit Communication World, te vinden op http://findarticles.com/p/articles/mi_m4422/is_6_16/ai_55580032/pg_1?tag=artBody;col1

In dit artikel stelt Kemper zich enkele vragen over de positie van het Engels en bedient zich voor haar antwoorden van theorieën van de linguïsten David Crystal en Alastair Pennycook.

In een nogal abstract eerste deel vraagt Kemper zich af wat een taal tot een ‘wereldtaal’ kan maken. Volgens Crystal kan een taal globale status verwerven wanneer ze een speciale rol ontwikkelt die wordt erkend in alle staten. Ook in landen waar de betreffende taal niet als moedertaal wordt gesproken, moet de ‘wereldtaal’ een speciale plaats krijgen binnen de gemeenschap. Historische, politieke, commerciële, culturele en technologische factoren spelen mee. Volgens Crystal is het in essentie gewoon een kwestie van macht: de politieke, economische en militaire macht van een taal bepalen of een taal het tot ‘wereldtaal’ zou kunnen schoppen.

De tweede vraag van Kemper is al iets concreter: waarom zou precies het Engels de bevoorrechte positie van ‘wereldtaal’ hebben? Haar antwoord: het Engels heeft haar uitzonderlijke positie ten eerste aan historische, ten tweede aan sociale en culturele factoren te danken. ‘The British Empire’ veroverde de wereld tijdens de kolonisatieperiode en liet daarbij de Engelse taal op elk continent achter. Verder is ook het Engels dé voertaal in de entertainmentindustrie, de geneeskunde, de wetenschap, de computertechnologie en last but not least het internet. Pennycook voegt er nog aan toe dat de verspreiding van het Engels als ‘natural, neutral and beneficial’ wordt beschouwd. Hij gaat verder: ‘It is seen as neutral because it is assumed that once English has in some sense become detached from its original contexts [particularly England and America], it is now a neutral and transparent medium of communication.’ (1).

Ten slotte zoekt Kemper nog een antwoord op de vraag hoe het Engels de status van wereldtaal door de eeuwen heen heeft kunnen verwerven. In dit laatste deel wordt ons een staaltje geschiedenis voorgeschoteld: van de industriële revolutie over de Britse kolonisatie tot de Verenigde Staten als economische superpower van de 21e eeuw.

De vraag die rijst bij het lezen van dit artikel (waarin de gang van zaken nogal simplistisch wordt voorgesteld), is of het plaatje wel zo mooi klopt als Kemper het voorstelt: wordt het Engels overal goedlachs als wereldtaal aanvaard?

Op Kempers analyse van hoe een taal tot ‘wereldtaal’ kan worden, valt niet veel aan te merken. Ook George Weber komt tot gelijkaardige bevindingen wanneer hij op zoek gaat naar ‘The World’s most influential Languages’. Hij benadrukt het feit dat de invloed van een taal niet recht evenredig is met het totale aantal sprekers van een taal; wel zijn andere factoren veel meer van belang. Sociale, culturele, militaire, wetenschappelijke, technologische en andere sterktes en zwaktes van de sprekers bepalen de globale verspreiding van een taal. In tegenstelling tot de eenzijdige benadering van Kemper, geeft Weber aan dat naast koploper Engels ook Frans, Spaans en Arabisch ‘influential languages’ zijn (2).

Het tweede deel van Kempers artikel leent zich echter wel voor een kritische bespreking. Dat de snelle verspreiding van het Engels door het gros van de wereldbevolking als natuurlijk en neutraal wordt gezien, is volgens mij (vanuit het standpunt van de Engelstalige linguïst) eerder ‘wishful thinking’. Dat stadium hebben we volgens mij nog lang niet bereikt en het is maar de vraag of we dat ooit kunnen bereiken. Om maar één voorbeeld te geven: onze Franse buren zijn als de dood voor het doorsijpelen van Engelse woordenschat in hun taal. Het Frans bekleedde een dikke eeuw geleden dezelfde uitzonderlijke positie (weliswaar minder wijdverspreid) als het Engels vandaag. Fransen kunnen maar moeilijk verkroppen dat de rol van leider nu voor het Engels is weggelegd en niet meer voor het Frans (3). Pennycook drijft het nog iets verder door te stellen dat het Engels kan worden losgekoppeld van de Britse en Amerikaanse context en op die manier volledig neutraal en transparant wordt. Eerder op deze blog stelde ik al dat taal nooit waardevrij is. Taal ontstaat namelijk in een specifieke context met eigen tradities en opvattingen en draagt daar hoe dan ook de sporen van. Volgens mij kan de Engelse taal dan ook – in tegenstelling tot wat Pennycook beweert – helemaal niet worden ontdaan van de Angelsaksische context, en bijgevolg allesbehalve worden geneutraliseerd.

Ten slotte wil ik nog een meer taalkundige noot toevoegen aan Kempers analyse. Bij die hele verspreiding van het Engels ontstaat een massa mengvormen: Spanglish, Japlish, Hinglish… Om dan nog maar van de trend van extreme vereenvoudiging van de taal te zwijgen. Falksohn besluit in zijn artikel over de opmars van het Engels ‘De wereldtaal is niet Engels, maar slecht Engels.’ (4).

Bronnen:

1) Kemper, C.L. (1999) Sacre bleu! English as a global lingua franca? Why English is rapdily achieving worldwide status. Geraadpleegd op 21 december 2008 op http://findarticles.com/p/articles/mi_m4422/is_6_16/ai_55580032/pg_1?tag=artBody;col1
2) Weber, G. (1997) Top Languages. The World’s 10 most influential Languages. Geraadpleegd op 29 december 2008 op http://www.andaman.org/BOOK/reprints/weber/rep-weber.htm
3) Weber, G. (1997) Top Languages. The World’s 10 most influential Languages. Geraadpleegd op 29 december 2008 op http://www.andaman.org/BOOK/reprints/weber/rep-weber.htm
4) Falksohn, R. (2005) Globalisierung. You funny me. Geraadpleegd op 29 december 2008 op http://wissen.spiegel.de/wissen/dokument/51/19/dokument.html?titel=You+funny+me&id=41179115&top=SPIEGEL&suchbegriff=globalisierung+you+funny+me&quellen=&qcrubrik=artikel

maandag 29 december 2008

Globalization and languages: Building on our Rich Heritage

Deze video is beschikbaar op United Nations University Videoportal.


In deze video, opgenomen tijdens de conferentie over globalisering en taal van de United Nations University in Tokyo, praat Adama Samassekou over de gevolgen die de globalisering reeds had en in de toekomst nog zeker zal hebben op de verspreiding van taal.

Samassekou vindt de aanwezigheid van een lokale taal in de onderwijssfeer van primordiaal belang bij het creëren van een eigen culturele identiteit. Dit werd ook vermeld in mijn blog over het MO* artikel ‘Afrika heeft onderwijs in Afrikaanse talen nodig’. Samassekou vraagt zich echter af hoe deze talen gepromoot kunnen worden zodat ze weer kunnen opduiken in alle lagen van de publieke sfeer; zowel economisch, als politiek als socio-cultureel.

Om dit te verwezenlijken zijn er een aantal initiatieven opgestart om de aanwezigheid van de Afrikaanse talen opnieuw op de voorgrond te brengen. Een van deze initiatieven is het programma van Samssekou zelf ACALAN (Académie Africaines des langues) genaamd. Het hoofddoel van deze organisatie is het aanmoedigen van lokale talen. Aangezien kinderen voornamelijk in de school in aanraking komen met taal, zette ACALAN een strategische educatieve aanpak op die de naam ‘functional convivial multilingualism’ meekreeg. De bedoeling van deze strategie is een mix te maken van zowel de moedertaal, als een andere Afrikaanse taal en een Europese taal die de internationale communicatie moet bevorderen.
Samssekou drukt er in zijn lezing op dat deze manier van werken de filosofische en ideologische keuze van linguïstische diversiteit ondersteunt. Tegelijkertijd kan zo, volgens Samssekou, de Pan–Afrikaanse visie benadrukt worden, hetgeen de centrale idee is om een stroom van meertaligheid op het Afrikaanse continent op te starten.

Samssekou maakt er in zijn exposé een punt van dat het Afrikaans onderwijssysteem moet aangepast worden en dat dit gebaseerd zou moeten zijn op 3 principes. Vooreerst moet de culturele identiteit van de leerling opgebouwd worden en dit door middel van het gebruik van de moedertaal om kennis te vergaren alsook de nieuwe (officiële taal) aan te leren. Ten tweede moeten de school en het gemeenschapsleven met elkaar verbonden worden. Men moet de lesinhoud aanpassen aan de noden van de kinderen op een welbepaalde plaats (cfr. Trudell, 2007). Tenslotte moet ook volgens Samssekou een band van partnerschap en cohesie gecreëerd worden tussen de school en zijn omgeving.

Een ander project dat Samssekou in zijn voordracht aanhaalt, is het MAAYA netwerk. Het doel hiervan bestaat uit het promoten van linguïstische diversiteit als basis voor een eenheid in menselijke communicatie. Ze hecht ook groot belang aan de heropleving van de met uitsterven bedreigde talen.

Samssekou heeft gelijk in zijn betoog want het belangrijkste argument voor taaldiversiteit is dat het de basis vormt van het vergaren van kennis en informatie. Het is daarom belangrijk dat er eensgezindheid komt en dat er een eensluidende politiek ontstaat betreffende taalonderwijs omdat het voor de verschillende groepen binnen een samenleving de enige manier s om tot enige vorm van gelijkheid te komen, ten minste op gebied van het vergaren van kennis. In vele Afrikaanse landen is het immers zo dat een elitaire minoriteit toegang heeft tot informatie in een taal die niet de taal is van de meerderheid. In armere landen plukken slechts weinigen de vruchten van de informatietechnologie en blijft de meerderheid onwetend.
De taal die gebruikt wordt in het onderwijs, in de economie, in de media en andere moet dus zoveel mogelijk de zelfde taal zijn (Mohochi, 2003).

Door de steeds toenemende globalisering geraakt de culturele eigenheid van bepaalde bevolkingsgroepen in het gedrang. Zo is Nederlands bijvoorbeeld ook een minderheidstaal, maar ze kan zich handhaven door het feit dat ze gesproken wordt in een paar landen met toch voldoende economische en culturele betekenis, waardoor de taal mee evolueert met de globalisering, maar toch zijn eigen identiteit behoudt. Dit is ook het geval voor een aantal Europese nationale talen. In Vlaanderen is het Nederlands ook de taal van het onderwijs voor iedereen, waardoor ongelijkheden aan de basis weggewerkt worden.

Zoals Gerti Hesseling (1980) het stelde voor de globalisering echt haar intrede maakte, is het hebben van een eigen Afrikaanse taal een noodzaak voor de nationale waardigheid en voor het behoud van de nationale culturele identiteit. Bovendien zijn taal en cultuur niet te scheiden aangezien het creatieve denken bevordert wordt in de moedertaal en dat het leren lezen en schrijven in die moedertaal sneller gaat. Belangrijker is echter, dat de sociale mobiliteit groter wordt en de promotiekansen voor iedereen gelijker. De toegang tot informatie verkleint immers de kloof tussen massa en elite, platteland en stad, school en thuis, traditionele en moderne samenleving.

Zoals in mijn andere blogs reeds aangehaald werd, was het in deze video ook weer duidelijk dat het een proces van lange duur zal worden.



Referenties

Hesseling, G. (1980). Taal en Staat in Afrika: een rechtsvergelijkende verkenning. AVRUG-bulletin, 7 (2), 1-29

Mohochi, E. (2003). Language choice for development: the case of Swahili in Kenya. Journal of African Cultural Studies, 16 (1), 85-94

Stroud, C. (2003). Postmodernist perspectives on local languages: mother-tongue education in times of globalisation. International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 6 (1), 17-36

Trudell,B. (2007). Local community perspectives and language of education in sub-Saharan African communities, International Journal of Educational Development, 27 (5), 552-563

Video: 2008 UNU/UNESCO Conference "Globalization and Languages: Building on our Rich Heritage”, Keynote Session, http://c3.unu.edu/unuvideo/index.cfm?fuseaction=event.home&EventID=198. Geraadpleegd op 13 december 2008

Local community perspectives and language of education in sub-Saharan African communities

Is de juiste taalkeuze in het lager onderwijs van essentieel belang om een betere toekomst te verzekeren? Op het eerste zicht zou dit zo lijken, maar zoals de auteur van dit artikel, Barabara Trudell, aantoont is dit niet zomaar van zelfsprekend. De perceptie van een bepaalde taal door de lokale bevolking speelt hierin een cruciale rol.

Ook al wil de plaatselijke bevolking dat hun kinderen onderwezen worden in hun lokale taal, toch brengt dit vaak een aantal problemen met zich mee. Zo blijkt dat het nodige lesmateriaal niet voorhanden is in de lokale taal. De onderwijzers die er zijn, zijn vaak niet opgeleid om de lessen in de lokale taal te geven en tenslotte is ook het leerprogramma niet aangepast aan de lokale taal. De oorzaak voor deze problemen, is zoals steeds in de ontwikkelingslanden, het gebrek aan financiële middelen.

Een bijkomend obstakel, zoals eerder reeds aangehaald, is het probleem van de perceptie van de lokale taal in een bepaalde commune. Benson (2004) stelde dat de ouders en de commune het gebruik van de ex-koloniale taal en cultuur hoger waarderen dan de moedertaal en de lokale cultuur. Voor de kinderen is het immers de manier om enige rol van betekenis te spelen in het lokale economische leven. Zeker met het vooruitzicht van en de hoop op leven buiten de gemeenschap van herkomst lijkt voor velen de ex-koloniale taal de enige uitweg. Immers, de ‘ex-kolonisator’, ‘de Westerling’ staat nog steeds symbool voor welvarendheid en macht. Dit leidt tot een sterke voorkeur tot ex-koloniale talen in het formeel onderwijs.
Deze perceptie maakt dat vele ouders kiezen voor onderwijs in Engels of Frans. Een studie in Kenia wees uit dat de schoolgaande kinderen liever de Engelse taal als leertaal hebben omdat er alleen schoolboeken in het Engels voorhanden zijn. De ouders vinden dan weer dat de jeugd de moedertaal niet ernstig zou nemen als onderwijstaal (Muthwii, 2004). Het grootste voordeel van anderstalig onderwijs wordt echter gepercipieerd vanuit de idee dat het een veel grotere toegang biedt tot informatie, werkgelegenheid, internationale communicatie, mogelijkheid tot hoger onderwijs. Ze zien het als een noodzaak voor een evolutie naar een Westerse vorm van sociale samenleving. (Dit wordt ook aangehaald in Melde's blog "Taalkeuze: een tipping game".)
Ook in andere Afrikaanse samenlevingen, zoals in Mali, zien ouders hun kinderen liever onderwezen worden in een taal die verwijst naar succes en prestige.

De prijs die hiervoor betaald moet worden, is evenwel hoog. Er ontstaat immers een kloof tussen de kinderen die onderwijs gevolgd hebben in enkel de vreemde taal en hun eigen cultuur, waardoor ook een vervreemding ontstaat ten opzichte van hun eigen oorspronkelijke samenleving.
Bovendien is het zo dat onderwijs in een ex-koloniale taal niet steeds zekerheid biedt op een rooskleurigere toekomst. Scholing biedt niet altijd de zekerheid op werk waarbij werkloosheid vaak uitmondt in een neerwaartse spiraal, want vaak voelen de kinderen zich na scholing, zelfs indien ze geen werk vinden in de steden, te goed om terug te keren naar hun dorpen om er op het land te werken.
Ook is het zo dat de ouders geen rechtstreekse return ervaren door voor anderstalig onderwijs te kiezen. Vooral wanneer ze hun kinderen het platteland zien verlaten zonder dat ze ooit terug komen met een materiële meerwaarde.

Het blijkt dus zeer moeilijk om uit al deze verschillende percepties een zicht te krijgen over de manier waarop het belang van onderwijs in een bepaalde taal gezien wordt. Het artikel geeft hierop ook geen duidelijk antwoord en maakt ook geen echte keuze. Te veel factoren zijn immers tegenstrijdig; zo lijkt het belang van de Afrikaanse eigenheid en cultuur in de 21e eeuw niet meer opgewassen te zijn tegen de globalisering. Daarnaast krijgt ze een derderangsrol toegewezen in elke vorm van academische communicatie.

Toch denk ik dat het belang van de eigen taal en een eigen cultuur er toe kan bijdragen dat een natie zich als groep kan profileren. Ook in Europa, dat hierin uiteraard al een veel langere voorgeschiedenis kent en dat als lingua franca stilaan het Engels aanneemt, ijveren deelstaten voor behoud en erkenning van nationale talen of zelfs dialecten. Het is immers zoals Stroud (2003) zegt: “het neutraliseren van de negatieve effecten van de gobalisering op het gebruik van een minderheidstaal hangt af van het vermogen van een lokale samenleving om het beheer van de ontwikkeling van een minderheidstaal te ondersteunen en te ontwikkelen”.

Dit alles pleit voor een langetermijnvisie op vlak van meertalig onderwijs dat het voordeel biedt dat schoolgaande kinderen hun communicatie met hun leefgemeenschap niet verliezen, maar hen toch de mogelijkheid biedt op betere toekomstperspectieven in een steeds verder globaliserende wereld.

Bronnen

Benson,C. (2004). Do we expect to much of bilingual teachers? Bilingual teaching in developing countries, International Journal of Bilingual Education and Bilingualism, 7 (2/3), 204-221

Muthwii, M. (2004). Language of instruction: a qualitative analysis of the perceptions of parents, pupils, teachers among the Kalenjin in Kenya, Language, Culture and Curriculum,16 (2), 15-32

Stroud, C. (2003). Towards a policy for bilingual education in developing countries, Swedish International Development Cooperation Agency, Stockholm

Trudell,B. (2007). Local community perspectives and language of education in sub-Saharan African communities, International Journal of Educational Development, 27 (5), 552-563

Afrika heeft onderwijs in Afrikaanse talen nodig

In dit artikel uit MO* wordt duidelijk gesteld dat kinderen in Burkina Faso betere resultaten behalen wanneer ze in hun eigen taal onderwezen worden. Dit omwille van verschillende redenen: ten eerste leren ze sneller in hun lokale taal en ten tweede wordt het cultureel bewustzijn van de kinderen meer aangesproken onder andere door traditionele verhalen die verteld worden.
Cijfers hebben de laatste jaren aangetoond dat deze kinderen meer slaagkansen hebben als ze nadien overstappen naar het Franstalig onderwijs.
De geestelijke vader van deze (Tin Tua) methode, Benoit Ouaba, beweert dat na ongeveer vijftien jaar een derde van de Burkinezen kan lezen en schrijven in hun eigen taal.
De regering is gevoelig voor de sterke verbeteringen in de alfabetiseringsgraad van de Burkinese bevolking en wil het project uitbreiden over het hele land. Het doel is 90% van de lessen in de lagere school te laten doorgaan in de lokale taal en de overige in het Frans. Maar in het middelbaar onderwijs wordt dit omgekeerd, en zal 90% van de lessen in het Frans worden gegeven. Op die manier zullen de schoolgaande kinderen in de toekomst perfect tweetalig zijn.

Tegenstanders van het project maken gebruik van al dan niet gefundeerde argumenten om het gebruik van de eigen streektaal in het onderwijs af te vallen. Zo wordt beweerd dat het onmogelijk is een email te versturen naar de Verenigde Staten in een Burkinees dialect. Dit argument houdt geen steek, want dat geld voor elke taal in de wereld behalve voor Engels en misschien Spaans, Frans en Chinees.
Dit project is uiteraard waardevol indien men ervan uitgaat dat schoolgaande kinderen, ook na hun lagere school nog een aantal jaren op de schoolbanken zitten, zodat ze het volledige pakket eigen taal en vreemde taal onderwezen hebben gekregen.
Uit cijfers van UNICEF blijkt dat in 2006 gemiddeld 45% kinderen naar de lagere school gingen, maar slechts 12% middelbaar onderwijs volgden, waardoor het onderwijs van het Frans slechts ten goede komt aan een hele kleine en waarschijnlijk elitaire groep. Zolang de scholingsgraad niet drastisch wordt uitgebreid zal het project dus eerder een omgekeerd effect hebben, waarbij het gebruik van het Frans zal voorbehouden blijven aan een selecte groep.

Het zal in ieder gaval een project zijn van lange adem, want alles heeft te maken met de graad van ontwikkeling van het land. Een streektaal kan maar invloed hebben, indien de streek waarin het gesproken wordt enig belang heeft (Abdulaziz, 2004). Zal de Burkinese taal voldoende ontwikkelen om de Franse taal te vervangen? Nu reeds worden vele Afrikaanse universiteiten geconfronteerd met het feit dat studenten de Europese taal nodig voor hun academische doeleinden onvoldoende machtig zijn. Zoals ik reeds aanhaalde in mijn commentaar betreffende het artikel ‘Local community perspectives and language of education in sub-Saharan African communities’ , moet taalonderwijs dus deel uitmaken van een langetermijnplanning van de Burkinese regering. Op die manier zal op termijn ook het Burkinees een taal worden die gebruikt kan worden als een modern tool . Bovendien zal ook de ongelijkheid tussen de verschillende klassen van de bevolking of de enorme ongelijkheid op vlak van informatiebeschikbaarheid tussen de verschillende klassen van de bevolking stilaan weggewerkt kunnen worden.


Bronnen
(td) (2005) Afrika heeft onderwijs in Afrikaanse talen nodig. MO Magazine. Geraadpleegd op 6 december 2008 op http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=15014&cHash=7a50ba82c0

Abdulaziz, M. (2003). The hisory of language policy in Africa with reference to language choice in education. In A. Ouane (Ed.), Towards a multilingual culture of education (pp.181-199). Hamburg: UNESCO Institute for education

Musau, P. (2003). Linguistics human rights in Africa: challenges and prospects for indegenous languages in Kenya. Language, culture and curriculum, 16 (2), 155-164

Trudell,B. (2007). Local community perspectives and language of education in sub-Saharan African communities, International Journal of Educational Development, 27 (5), 552-563
UNICEF (2008). Burkina Faso Statistics, primary school enrolment. Geraadpleegd op 6 december 2008 op http://www.unicef.org/infobycountry/burkinafaso_statistics.html

Vergeefse strijd tegen het machtige Engels...

Commentaar bij filmpje Oneida Language Project, te vinden op http://www.youtube.com/watch?v=dtcBmuXJQ9I

Verschillende blogcommentaren in deze ‘Lingua Globalica-stek’ belichten de onstuitbare power van de Engelse taal. Die – al eeuwenlang traag maar gestaag voortdurende en nu in tempoversnelling optredende - opmars van het Engels impliceert de teloorgang van minder machtige talen. Oneida is daar één van: Oneida is een taal van inheemse indianenstammen in Noord-Amerika die met uitsterven bedreigd is. De taal hoort bij de Irokese taalfamilie (1). Het filmpje met de titel Oneida Language Project stelt een project voor dat werd gelanceerd om het Oneida van de totale ondergang te redden. Met man en macht werd een woordenboek van het Oneida opgesteld en in het filmpje zien we hoe de 95-jarige Maria Hinton – een native-speaker van Oneida – het gehele woordenboek voorleest. Maria Hinton en de haar vergezellende professoren kloegen namelijk over het feit dat mensen die Oneida leren de woorden op een Engelse manier uitspreken. Om daar een eind aan te maken, wordt via moderne computertechnologie ‘sound’ bij de ‘print’ gevoegd: gebruikers van het woordenboek kunnen via een website de enige echte juiste uitspraak van de woorden horen. Maria Hinton vertelt dat ze op die manier de cultuur van de indianenstam levend probeert te houden – en probeert te redden van de totale onderdrukking door het machtige Engels. De meer wetenschappelijke uitleg wordt gegeven door twee professoren die meewerken aan het project: Oneida is een extreem bedreigde taal. Er zijn nog slechts een handvol sprekers van Oneida en de taal komt helemaal niet meer voor als moedertaal. De professoren betreuren dit en klagen dat het ongelooflijk moeilijk is om dit proces van ‘uitsterven’ een halt toe te roepen. Tot zover het slechte nieuws. De professoren voegen meteen toe dat er ook een positieve noot in het hele Oneida-verhaal te vinden is: de hele Oneida-community prijst de waarde van de indianentaal en wil er alles aan doen om de taal te redden.

Vraag is of de verwoede pogingen van de Oneida-sprekers om hun taal te ‘redden’ niet vergeefs en op ijdele hoop gebaseerd zijn.

Dat talen verdwijnen, is een feit. De Unesco riep 2008 uit tot het Internationaal Jaar van de Talen omdat maar liefst de helft van de 7000 bestaande talen met uitsterven bedreigd is. Verder bracht de Unesco de verdwijnende talen ook visueel in kaart in de ‘Atlas of the World’s Languages in Danger of Disappearing’ (2).
Volgens de Unesco verdwijnen talen als gevolg van marginalisatie door culturele en economische druk en door de ontwikkeling van nieuwe technologieën die om homogeniteit vragen (3). Een taal is ‘gezond’, als de jongeren ze nog als moedertaal leren, als er nog een literatuur rond bestaat en als ze nog onderwezen wordt. Oneida scoort op alle punten negatief en is daarom een bedreigde taal.

Waarom toch die drukte rond Oneida? Ware het niet eenvoudiger dat de indianen het Engels accepteerden? De geschiedenis van onderdrukking van de indianen, die in het collectieve geheugen is blijven hangen, speelt een belangrijke rol. De Amerikaanse president Andrew Jackson voerde rond 1830 de ‘Indian Removal Act’ in die alle indianen uit het Oosten in reservaten ten Westen van de Mississipi wou droppen. De Oneida-indianen volhardden echter en lieten zich niet deporteren door de blanke Amerikanen (4). Wel moesten ze langzaam maar zeker een proces van economische, culturele en talige assimilatie ondergaan.
Verder is de geliefde minderheidstaal niet alleen een communicatiemiddel, maar zeker ook een identificatiemiddel. Het is opvallend hoeveel het woord ‘community’ in dit korte filmpje valt. Het angstvallig willen behouden van de taal is een zaak van de hele gemeenschap. De taal verschaft de leden van de gemeenschap immers een gemeenschappelijke identiteit en een gevoel van samenhorigheid – dat in het verleden werd belichaamd door het collectieve verzet tegen de blanke overheersing. Met het wegvallen van de gemeenschappelijke taal, vallen volgens de aanhangers ook de overblijfselen van de Oneida-identiteit en van de Oneida-cultuur weg.
In een land dat geconfronteerd wordt met een veelvoud van talen binnen zijn grenzen (zoals het geval is in de Verenigde Staten, met het Engels en de vele indianentalen), vallen twee mogelijke scenario’s op te sporen. Vaak wordt een taal opgeslorpt door een andere taal volgens het dominantieprincipe. In de minderheid van de gevallen blijft de meertaligheid gewoon bestaan doordat een heuse strijd wordt geleverd om het behoud van de minderheidstaal (5). Oneida lijkt tussen de twee scenario’s in te balanceren. Er worden verwoede pogingen gedaan om de Oneida-taal te behouden. Binnen afzienbare tijd zullen de indianen echter moeten aanvaarden dat hun taal wordt ‘opgeslorpt’ door het Engels.

Aan het uitsterven van Oneida valt volgens mij – door de economische, politieke en culturele macht van het omringende Engels - niet te ontkomen, ook niet door het opstellen van een woordenboek met bijhorende klank.

Bronnen:

1) Irokese talen. Geraadpleegd op 22 december 2008 op http://nl.wikipedia.org/wiki/Irokese_talen
2) Goris, G. (2008) De Berlijnse muur in Afrika. Geraadpleegd op 17 december 2008 op http://www.mo.be/index.php?id=62&no_cache=0&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=20437
3) Cevallos, D. (2006) Indianentalen sneuvelen massaal. Geraadpleegd op 17 december 2008 op http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=15895&cHash=9f9d8445e4
4) Andrew Jackson. Geraadpleegd op 22 december 2008 op http://nl.wikipedia.org/wiki/Andrew_Jackson
5) Willems, K. (2003) Inleiding tot taal- en tekststructuren. Gent.

zondag 28 december 2008

Streven naar meertaligheid in de wetenschap

Commentaar bij artikel Wetenschappers willen af van de terreur van het Engels uit Mo* Magazine, te vinden op http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=20404&cHash=f1ebb1c283

Het woord ‘terreur’ in de titel van het artikel Wetenschappers willen af van de terreur van het Engels in Mo* Magazine spreekt boekdelen: de dominantie van de Engelse taal in de wetenschap (en in het onderwijs) wordt lang niet door iedereen als positief en verrijkend ervaren. Volgens deze bijdrage in Mo* hebben wetenschappers wereldwijd de keuze: in het Engels publiceren of genegeerd worden. Enkele wetenschappers hekelen het feit dat uitgevers van wetenschappelijke publicaties eisen dat alle artikels in het Engels worden aangeleverd en dat ook tijdens wetenschappelijke bijeenkomsten de voertaal Engels is. Voor niet-native speakers van het Engels kost Engels leren veel tijd en geld. Ook een beroep doen op vertalers is vaak een dure grap.
Humphrey Tonkin van de Universiteit van Hartford in de VS beweert dat de dominantie van het Engels de klassenverdeling in de wereld versterkt en wetenschappers van hun eigen talen vervreemdt. Bovendien wordt volgens hem het belang van Amerikaanse universiteiten opgeblazen en wordt discriminatie aangemoedigd.
E. James Lieberman van de George Washington School of Medicine in de VS betreurt dat door de almacht van het Engels de mythe wordt gecreëerd dat alles wat de moeite waard is, in het Engels beschikbaar is. Volgens Ulrich Ammon van de Universiteit van Duisburg-Essen wordt dat in Duitsland als een groot probleem ervaren: Duitse universiteiten scoren wereldwijd slecht omdat ze in het Duits publiceren.
Jose Vergara van het Puerto Montt Regioziekenhuis in Chili verklaart dat Chili met het probleem te kampen heeft dat Engels de taal van de elite is. De dominante rol van het Engels leidt er toe dat inheemse talen nog meer verdrukt worden dan al het geval was.
De klagende wetenschappers komen met een voorstel op de proppen: ze willen dat wetenschappelijke tijdschriften niet-Engelssprekende onderzoekers bijstaan met vertalingen en eindredactie (1).

Is de alomtegenwoordigheid van het Engels in de wetenschap echter effectief zo betreurenswaardig als in dit artikel in Mo* wordt beweerd? Het antwoord op deze vraag is naar mijn mening tweeledig.
Enerzijds kunnen we er niet omheen dat Engels dé taal van de globalisering is. De wereld globaliseert op economisch, politiek en cultureel gebied en in al die gebieden zwaaien nu eenmaal de Verenigde Staten de plak. Volgens de linguïst Abram de Swaan leven we in een soort pax americana: De Amerikanen zijn de doorslaggevende macht op vlak van handel, media, amusement, politiek, cultuur, wetenschap (2). Taal dient (onder andere) om te communiceren en in een wereld die ‘steeds kleiner wordt’, lijkt het nodig om ‘eenzelfde taal te spreken’. Op het gebied van onderwijs en wetenschap biedt het Engels als lingua franca tal van voordelen. Er wordt gezocht naar maximale verstaanbaarheid en het is logisch dat men daarvoor bij één enkele taal uitkomt – het Engels. Communicatie, kennisuitwisseling en uitwisseling van studenten, docenten en onderzoekers over de grenzen heen worden makkelijker en het studiemateriaal en de terminologie zijn universeel (3).
Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat taal méér is dan alleen maar een communicatiemiddel. Taal verschaft mensen en groepen namelijk een geheel eigen identiteit in de op andere vlakken al zo uniform geworden global village. Dat het Engels als lingua franca in onderwijs en wetenschap wordt gebruikt, heeft als gevolg dat de talen die niet worden gebruikt, aan status inboeten. Wetenschapsterminologie in andere talen dan het Engels komt niet meer gauw tot stand. De stap naar functieverlies van deze talen in andere maatschappelijke domeinen is snel gezet en in extremis kunnen groepen mensen – met het vervagen of verschralen van de moedertaal - hun gemeenschappelijke ‘roots’, hun identiteit verliezen.
Door uitsluitend gebruik te maken van het Engels in de wetenschap, kan verder de indruk ontstaan dat Engels de taal is van de aanzienlijke en eerbiedwaardige gebieden van het maatschappelijke leven en dat andere talen maar weinig te bieden hebben. Vanuit een sociaal oogpunt is het echter van belang dat wetenschap en onderwijs voor de breedst mogelijke lagen van de bevolking toegankelijk zijn, en daarvoor is het gebruik van de moedertaal essentieel.
De monopoliepositie van het Engels in de wetenschap betekent verder ook dat de wetenschap het Angelsaksische denkkader incorporeert. Dit kan tot een ‘vernauwing’ van het wetenschappelijke denken leiden. Taal is namelijk nooit waardevrij en brengt bijgevolg een specifieke, waardegeladen manier van denken met zich mee. Taal ontstaat in een specifieke context met eigen opvattingen en tradities en draagt daar de sporen van, onder meer in de vorm van ideologische interpretaties (4). Het mag in geen geval zo zijn dat het gebruik van een eenheidstaal een eenheid van denken met zich meebrengt.

Wat valt nu te besluiten? Engels als dé wetenschapstaal of toch maar liever niet? Yes, please maar toch onder voorbehoud. Een kritische houding is op zijn plaats. Dat het gebruik van een lingua franca als het Engels in de wetenschap (en het onderwijs) gemakkelijk is en in sommige gevallen tot de best mogelijke communicatie kan leiden, valt niet te ontkennen. Toch is er méér dan dat. Wetenschap moet ook toegankelijk zijn voor wie het Engels niet beheerst en we moeten op onze hoede zijn voor een eenzijdige verengelsing die de pluraliteit zou kunnen doen verschralen. Misschien is dit schrijven in se eenvoudigweg een pleidooi voor meertaligheid: als wetenschappers méér kennen dan alleen de moedertaal en het Engels, kunnen zij putten uit zoveel mogelijk verschillende taal – en cultuurgebieden, wat onder de vlag van de pluraliteit alleen maar voordelen kan bieden.

Bronnen:

1) Appel, A. (2008) Wetenschappers willen af van de terreur van het Engels. Geraadpleegd op 17 december 2008 op http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=20404&cHash=f1ebb1c283
2) Van Renssen, H. (2002) Gewoon de file blijven saven. Geraadpleegd op 15 november 2008 op http://vva.vvb.org/Gewoon%20de%20file%20blijven%20saven3-6-07.doc
3) Janssens, G. (2004) Overleeft het Nederlands de 21e eeuw? In J. De Caluwe, G. De Schutter, M. Devos & J. Van Keymeulen (Eds.), Schatbewaarder van de taal Johan Taeldeman Liber Amicorum (pp. 557-566). Gent: Academia Press.
4) Telemans, D. (2008) Het neoliberalisme spreekt Engels. Geraadpleegd op 17 december 2008 op http://www.standaard.be/Krant/Tekst/Artikel.aspx?artikelId=QC1MPUVD&date=20080119

Bilingualism? Yes, we can!

In een van de vorige blogberichten becommentarieerde Joachim een artikel uit de Huffington Post over het belang van het talenonderwijs in de VS. Hij komt tot de logische conclusie dat alle Amerikanen er het grootste belang bij hebben hun talenkennis te vergroten. Niet alleen om zichzelf te verrijken, maar vooral om zich als internationale grootmacht te (her)positioneren ten opzichte van de andere grote wereldspelers.



Via het YouTube-filmpje dat jullie in deze post kunnen bekijken ga ik iets dieper en specifieker op deze thematiek in. Wat we zien is een kort fragment uit een van de speeches die Obama uitsprak in de aanloop naar de presidentsverkiezingen, waarin hij het heeft over de plicht van immigranten om Engels te leren, maar evenzeer de plicht van Engelstalige Amerikanen om hun kinderen Spaans te laten leren. Dat deze uitspraak – vooral in conservatievere, republikeinse middens – in het heetst van de verkiezingskoorts het een en het ander losmaakte, merken we uit wat volgt: de jongens van Fox halen er meteen twee Rasmussen surveys bij die beweren dat slechts 26% van de Amerikanen het nodig vindt twee (of meer) talen te beheersen. Wat dan met immigrants? 83% vindt dat zij Engels moeten leren, terwijl maar 13% er van overtuigd is dat ze als Amerikanen zelf andere talen moeten leren.

Wat hieraan opvalt is de erg ongenuanceerde vraagstelling, waarbij twee complementaire elementen lijnrecht tegenover elkaar gesteld worden. Als nieuwe inwoner in een land is het inderdaad aannemelijk en wenselijk voor beide partijen dat je een nieuwe taal onder de knie probeert te krijgen, maar daaruit dan de conclusie trekken dat je zelf geen nieuwe taal hoeft te leren getuigt van een soort instinctieve wij-zij reactie die de volgevreten Westerse maatschappijen kenmerkt. De verpersoonlijking van deze wij-zij retoriek die zich volledig terugplooit op alles wat ‘eigen’ is, mag van mij gerust Bay Buchanan heten, een van de Republikeinse verkiezingsstrategen die tijdens haar reactie in een onavolgbaar geratel duidelijk maakt dat Obama een capital mistake maakt, en er ook in slaagt de woorden honor, respect, tradition, culture, great nation, flag, anthem en what pulls us together in één zin te gebruiken.

Verder horen we nog Caroline Heldman van het Occidental College, die dit ‘gebrek aan patriottisme’ wegwuift en Obama steunt in zijn pleidooi voor meertaligheid, omdat het je eigen competiviteit verhoogt (cfr. blog-bericht van Joachim over Inés Temple). Ze staat hierin blijkbaar alleen, want zowel de moderator, die de schaamte van Obama over de gebrekkige talenkennis van zijn landgenoten ronduit beledigend vindt, als Robert Novak, een columnist, die het heeft over bad politics en iedereen ervan verzekert dat je met Engels alleen perfect je plan kan trekken in Amerika, en zelfs in de hele wereld. De twijfelachtige eer om als laatste een soort besluit te formuleren in dit ‘debat’ is voor mevrouw Buchanan die er dit staaltje onversneden patriottistische survival-retoriek aan toevoegt: “We want to be English only, that should be the key, and that is imperative as a nation if we wish to survive.”

Dit alles toont aan hoe gevoelig deze thematiek in het huidige Amerika ligt. Meteen wordt het ene patriottistisch vertoog na het andere afgevuurd. Er lijkt zich een tegenstelling af te tekenen tussen zij die verkiezen aan struisvogelpolitiek te doen en de cijfers te negeren die ons leren dat momenteel meer dan 45 van de 300 miljoen Amerikanen Latinos zijn, en zij die beseffen dat het leren van een andere taal een individuele en collectieve verrijking is, die werkelijk niets te maken heeft met het verliezen van een of andere identiteit, voor zover die al bestaat.

In deze barre tijden waarin het pessimisme als een zwart spook door het Westen waart, reageren vele van deze struisvogelamerikanen vanuit de buik en daar spelen conservatieve politici op in. De reactie tegen de Latinos en hun taalkundige eigenheid belichaamt in deze retoriek een soort angst voor het onbekende, voor ‘de ander’ die misschien wel een bedreiging kan vormen voor de welvaart en iedereen de gesmolten kaas van tussen de hamburger zal komen eten. In dat opzicht lijkt het contradictorisch dat economische globalisering op sommige plaatsen cultureel net het tegenovergestelde met zich meebrengt. Maar gelukkig is er nog de schaamte van Obama, waardoor elke Amerikaan zich vanaf 20 januari verplicht zal voelen zijn kinderen Spaans te laten leren. Muy bien, Barack!